Posts tonen met het label agressie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label agressie. Alle posts tonen

vrijdag 4 februari 2011

Abraham & Isaac en Abel & Kaïn

Binnen het szondiaanse denken hanteert men de paroxistische vector P. Deze kan gekoppeld worden aan verscheidene zaken: de Wet die plots opgelegd wordt, de affectreactie daarom, de groei daarin mbt tempering van de driften en de afvoer van overmatige affectieve drift; het fantasma van de oerscène, het besef van de plaats in de genealogie, het besef dat de vader procreator is en ook afzag van zijn genot, ... De stap vóór het assumeren van de castratie.

Deze driftvector P in het ontwikkelingsverloop van het kind wordt veelal geassocieerd aan de mythe van Abel en Kaïn. Kaïn dood zijn broer omdat deze door vaders oordeel bevoordeeld werd en Kaïn niet. Ook deze mythe is oedipaal te lezen indien men de oogst van Kaïn en het fokschaap van Abel ziet als partiële objecten afkomstig van het genot dat ze hadden van "(Moeder) Aarde". God de vader oordeelt hier en castreert Kaïn (die loom vruchtgebruik praktiseerde: hij nam wat van moeder Aarde en gaf het aan god de vader, er is geen eigen verlies) die de castratie niet assumeerde, en deze laatste barst in woede uit en doodt zijn broer Abel. Abel daarentegen werd door vader beloond met een gunstig oordeel aangezien hij de wortel van zijn genot, het fokschaap die hem normaliter ook in de toekomst zou voorzien van nageslacht onder de vorm van een grote veestapel, offerde. Daarmee zag hij ervan af te genieten van zijn Moeder (Aarde), assumeerde hij de castratie, waarvoor hij beloond werd. Ook finaal gezien is Abel gecastreerd: hij kent een eindig leven. Kaïn wordt gestraft met de oneindige lijdensweg van het zwerven, het gevolg van zijn niet castratie: de afwezigheid van het concept van de Dood.



Bovenstaande paragraaf is een repliek op de Szondiaanse poging om de mythe van Abel en Kaïn te isoleren als een familiale structuur die bestaat naast het Oedipus en die jammerlijk over het hoofd gezien werd. Deze mythe echter is al even oedipaal als het oedipus zelf, aangezien we hier gewoon 2 triangulaire structuren hebben ipv 1: [moeder aarde - Kaïn - god de vader (en het object 'oogst')] en [moeder aarde - Abel - god de vader (en het object 'fokschaap')]. In plaats van de woede te richten op de vader wordt ze hier op de broer gericht. De mythe gaat eigenlijk over een mogelijke slechte afloop van de oedipale mythe die uitmondt in de psychose tgv de Verwerping van de castratie. Het is dus niet nodig dat Jens De Vleminck in zijn artikel de Szondiaanse beweging portreteert als de hoeders van de verloren gewaande Heilige Graal van het alternatief op de oedipale mythe. De Abel en Kaïn-mythe gaat slechts over de Verwerping van de Oedipale mythe als enige generator van de humaniteit, net als sommige Szondianen wensen te doen.

Er is bovendien nog een mythe die naar zijn thematische inhoud in te schrijven valt in het veld van de paroxistische driftvector P: de mythe van Isaac en Abraham. Deze mythe is al even oedipaal te lezen als die van Abel en Kaïn en bovendien gaat ze over de andere mogelijke uitkomst: de assumptie van de castratie en de belofte van het eeuwige leven, zij het dan alleen imaginair en voorbij de geassumeerde dood (en castratie). Abraham is op een bepaald moment bereid de dood van zijn procreatie, zijn zoon, te volbrengen op vraag van god. Abraham had namelijk de primaire zorgvraag geuit aan god nog een eigen kind te kunnen hebben, van zijn eigen vlees en bloed. God willigt deze wens in en komt op een gegeven moment de rekening vereffenen: Isaac moet geofferd worden. Abraham toont zich bereid zijn genot (een eigen zoon) op te geven en daarin leest god de assumering van de castratie. God belooft Abraham tenslotte als beloning ontelbare vele zonen. Er gebeuren 2 zaken in de achtergrond:
1) Eigenlijk is god al even afhankelijk van Abraham als andersom aangezien Abraham ook god 'creërt' door hem volgelingen (Isaac en diens nageslacht) te geven, namelijk zijn nageslacht dat voor de verspreiding van de godsdienst moet zorgen.
2) door af te zien van het genot ((object a, de zoon) van zijn primaire zorgvraag tav (a) de 1e Ander op vraag van (b) god, de 2e Ander overstijgt de gewone zorgvraag zichzelf en wordt ze Aufgehoben tot een projectie van Abrahams (en doorheen hem ook gods) overdrachtelijk verlangen (verspreiding van godsdienst) in de toekomst. We zien hier wederom een oedipale structuur (a,b,c + object a), met een beloftevolle assumptie van de castratie (het doden van de voortbrengselen van het eigen genot tav degene aan wie men de primaire zorgvraag stelde, de 1e Ander, op vraag van god (de 2e ander). Dit is zoals symbolisch z'n eigen zaad doden, z'n eigen lid er symbolisch afsnijden (itt de schrijnende reële autocastraties bij psychotici). Vandaar de afspraak met god dat alle volgelingen het de voorhuid zouden verkorten als symbolisch herinneringsmonument aan de inauguratie van de castratie, ooit bijna reëel uitgevoerd.

We zien dus dat de triangulaire structuur blijft terugkeren: je hebt steeds 3 samenstellende elementen (kind, 1e Ander, 2e Ander) en het partiële object. We kunnen dit bij verscheidene andere myhtes ook zien:

- de mythe van het Aardse Paradijs. Daar zien we Adam en Eva, elk afzonderlijk in een triangulaire structuur gevat: [Aards paradijs - Eva - God] en [Aards paradijs - Adam - God]. Voor elk is er een partiëel object en een verleider: voor Eva de slang die haar verleidt van de appel te bijten, voor Adam is het Eva die hem verleidt van de appel te bijten. Het gevolg van deze verleiding is de verdrijving uit het Aardse Paradijs en het zich bewust worden van de geslachtelijkheid. We zien hier verschillende zaken: men kan stellen dat deze mythe te koppelen is aan de Szondiaanse vector C (de contactvector van het aanklampen aan de 1e Ander, moeder Aarde, het Aards Paradijs). Op een bepaald moment zien we de introductie van het verleidingsfantasma: het object a, de appel, aangereikt door een fallisch wezen (de slang, langwerpig wezen ~phallus, introductie van de imaginaire phallus in het denken). Tengevolge daarvan zien we het ontstaan van de sexuering en de objectrelaties. Het Aardse Paradijs, speelgrond van het fantasma van de terugkeer naar de moederschoot, vindt dus zijn voleinding middels het verleidingsfantasma waarna Adam en Eva verdreven worden uit het Aards Paradijs. De castratie situeert zich op het niveau van het orale object (de appel die niet meer gegeten mag worden ~de moederborst).



-Daarop volgt de vector S: de seksuele vector van het verleidingsfantasma. Freudiaans situeren we hier het ontstaan van perversies en neurosen. Oedipus wordt verstoten door zijn ouders omwille van een slecht omen en men brengt het teken van zijn castratie wel aan (aan de achillespezen doorstoken en met een stok), maar hij dient deze niet te assumeren. Hij doodt later zijn vader en huwt zijn moeder. We zien hier wederom een triangulaire structuur: 1e Ander, 2e Ander en Oedipus zelf. Daarnaast kan men zich de vraag stellen of hij tenslotte zelf niet de object-positie bezit: in de perversie ziet men dat een kind tot object van genot van de moeder gemaakt wordt, zelf geen subject meer is, meent "al" te zijn voor de moeder. Op andere momenten ziet het kind dat dit niet steeds zo is, het kind is "al" voor zijn moeder wanneer vader er niet is. Dit vormt de structuur voor de perverse loochening en ligt in de lijn van de veronderstelling dat mensen met een perverse structuur aangetrokken zijn tot de patricide. De pervert wordt sterk geraakt door de momenten dat zijn moeder hem wel de castratie oplegt en hem laat staan voor vader. Dit maakt hem kwaad en zet hem aan tot het doden van zijn vader. Oedipus draagt het teken van het tekort ("Oedipus" betekent "gezwollen voet" en verwijst naar zijn kwetsuur) en moet het niet assumeren (doodt vader, huwt moeder). Kortom, we zien hier een perverse uitkomst van de gevolgen van het verleidingsfantasma (van het kind door de ouder). Het verbod op het genot van de moeder wordt hier uitgebeeld door de dreiging van de pest en de dieren die geen vrucht meer dragen (de procreatie valt stil). Waar we bij de overgang van C naar S de introductie van het verleidingsfantasma zagen, zien we hier bij de overgang van S naar introductie van de oerscène en daaraangekoppeld de (angst voor) straf en schuld in P. Opmerkelijk is dat de scopische pulsie (die geassocieerd wordt aan het verleidingsfantasma (flirten met de blik) hier "gecastreerd wordt", we zien dat de berouwvolle Oedipus (die zich aan het einde van de mythe niet meer binnen de perverse structuur situeert) zich de ogen uitsteekt en de straf op zich neemt. Het gaat hier om de anale castratie, het object waarlangs gedomineerd en verleid wordt (de blik) (en geld) wordt hier ontnomen opdat Oedipus toch nog de perversie kan ontsnappen.


- Er zijn nog andere mogelijke uitkomsten:
zoals hierboven geschetst is een paroxistische reactie op de problematiek die naar voor komt in de oedipale mythe (het fantasma van de verleiding) te vinden in de evenzeer triangulaire Abel&Kaïn-mythe die verbonden wordt aan de P-vector. P is de vector van de oerscène. Het object van de blik dat in de voorgaande fase gecastreerd werd (het kind mag de blik niet meer actief gebruiken ter verleiding) wordt hier nog passief ingezet: de voyeuristische pulsie van het kijken (naar wat daarvoorbij dat verboden genot (van papa met mama) ligt. De overgang van S naar P wordt gemarkeerd door oerscène waarin het kind geconfronteerd wordt met verschillende zaken: in de eerste plaats het zien van de ouders die elkander beminnen (oerscène)terwijl het kind dat door één van hen bemind te worden. Dit levert een castratie van het genot op aangezien het kind zich buitengesloten voelt (ontstaan van de woede) uit de liefdesrelatie tot de moeder waarop het kind kan zich de vraag gaat stellen waaraan het dit verdiend heeft. Eventueel reageert het hier kwaad op, of besluit het zich in te houden. Dit staat nog niet gelijk met het assumeren van de castratie; hier speelt vooral de schuldvraag en de affectieve reactie daarop en het eventuele vermijden van schuld en straf. Verder wordt het kind zich niet alleen bewust dat het is voortgekomen uit de schoot van de moeder, maar ook dat de vader een belangrijke, tot voorheen onbekende rol heeft in de procreatie. Tenslotte dient het kind weerstand te bieden aan de verleiding (van het doden in dit geval). Het fantasma van de castratie speelt mee op de achtergrond: het kind beseft dat er iets moet opgegeven worden. Het is alleen maar de vraag of het dit wil. Het object van castratie hier is de phallus. Het vehikel van de castratie is hier de stem van Vader die Kaïn ter verantwoording roept. Hier stelt de stem een vraag.

- De overgang van de paroxistische vector P naar de Ik-vector SCH wordt gemarkeerd door de introductie van het fantasma van de castratie: niet alleen de introductie ervan deze keer, maar ook de assumptie ervan. We kunnen dit zien in de mythe van Abraham en Isaac. Abraham castreeert zijn eigen genot op zijn zoon (bvb: hem uit handen geven, niet voor zich houden) en van zichzelf tenaanzien van degene aan wie hij de eerste zorgvraag stelde. Dit opent een toekomstperspectief voor de zoon doordat vader en zoon even goed gecastreerd zijn nu: Abraham door af te zien van het object van zijn genot (zijn zoon) dat hij had verkregen van de 1e Ander aan wie hij zijn zorgvraag stelde, en Isaac door toe te staan dat vader hem zou offeren (en door zijn besnijdenis). (Het object van) de stem die in de vorige fase het kind nog ter verantwoording roept komt nu vragen wat men van zin is met de toekomst: hoe wil men zich verder projecteren in de resterende tijd? Hier gaat het niet meer om een vraag, neen het is een gebod, te nemen of te laten. Dat is de eis van de castratie die door het object van de stem manifest gemaakt wordt.




Kort samengevat kan men stellen dat er bij de Szondiaanse 4 vectoren 4 basisfantasma's horen en dus ook 4 fasen in de ontwikkeling, maar ook 4 mythes. Deze mythes horen elk bij een fantasma. De introductie van een volgend fantasma (nog in de vorige fase die gemarkeerd is door de vorige vector) maakt de overgang naar de volgende voor. Van deze 4 mythes gaat er 1 over wat er gebeurd indien een oedipuscomplex zich niet zou aandienen: dan bevinden we ons in het Aardse Paradijs, zonder besef van procreatie en geslachtelijkheid. Dit leunt dicht aan bij het autisme die de sexuering verwerpt en waarbij de 1e Ander tracht niet hierover te zeggen aan het kind. Daarop volgend hebben we 3 mythes die elk lijken te handelen over een andere uitkomst van de oedipale problematiek: de Oedipus-mythe zelf die handelt over het verloochenen van de castratie (ook al heeft deze zich niet aangediend vanuit de 1e Ander); de Abel&Kaïn-mythe die handelt over de mogelijke psychotische uitkomst indien de idee van procreatorschap van de vader verworpen wordt; en de neurotische uitkomst in geval van aanvaarding van de castratie zoals weergegeven in de Isaac&Abraham-mythe.

Het is dus niet nodig de Abel&Kaïn-mythe naar voor te schuiven als "de gemiste andere mythe van de humaniteit, naast de Oedipale mythe". Er zijn 4 basale mythes: 1 die pré-oedipaal is (Aardse Paradijs) en 3 die handelen over de 3 mogelijke uitkomsten van het problematiek van seksuering en inschrijving in de generatielijn en aanvaarding van procreatorschap (Oedipus, Abel&Kaïn en Abraham&Isaac.)